Brief

Blason   Abdij Saint-Joseph de Clairval

F-21150 Flavigny-sur-Ozerain

Frankrijk


[Cette lettre en français]
[This letter in English]
[Dieser Brief auf deutsch]
[Esta carta en español]
[Aquesta carta en català]
[Questa lettera in italiano]
6 juli 2001
H. Maria Goretti, Maagd en Martelares


Dierbare Vriend van de Abdij Saint-Joseph de Clairval,

«Beschouwing van heiligenlevens – met de daarbij behorende strijd en heldendom – heeft te allen tijde veel vruchten afgeworpen in de zielen van de christenen. Ook vandaag nog... hebben gelovigen een speciale behoefte aan het voorbeeld van die levens die heldhaftig aan de liefde van God, voor God en voor de andere mensen zijn overgeleverd» (Document van de Congregatie voor de Geestelijkheid over de Priester, 19 maart 1999). Het voorbeeld van de martelaar is bijzonder verhelderend, zoals paus Pius XI nog eens onderstreepte tijdens de heiligverklaring van de H. Thomas More: «Hoewel we niet allemaal geroepen zijn ons bloed te vergieten voor de verdediging van de goddelijke wetten, moeten we evenwel allemaal, door het beoefenen van de evangelische zelfverloochening, de christelijke versterving van de zinnen en het moeizame nastreven van de deugdzaamheid, «martelaren zijn uit verlangen, om met hen aan de hemelse beloning deel te kunnen hebben», volgens de expressieve zegswijze van de H. Basilius» (19 mei 1935).

Thomas More wordt geboren op 6 februari 1477, te Londen. Hij krijgt van zijn ouders een strenge, zorgzame opvoeding die hij zich onderdanig laat welgevallen, gehoorzaam en vriendelijk als hij is. Weldra wordt hij op de H. Antoniusschool in Londen geplaatst. Hij is nog maar net in de adolescentie wanneer hij op verzoek van zijn vader wordt ontvangen door Kardinaal Morton, aartsbisschop van Canterbury en Kanselier van het Koninkrijk Engeland (voornaamste hoogwaardigheidsbekleder van het land, na de Koning). Hij neemt de prelaat en diens gasten voor zich in tijdens de zittingen ter ontspanning dankzij een improvisatietalent dat wijst op een groot gevoel voor observeren.

Op zijn veertiende vertrekt Thomas voor het vervolg van zijn studie naar Oxford. Op deze school met zijn gerenommeerde leraren boekt hij snel vooruitgang, met name wat zijn kennis van de Latijnse en Griekse taal betreft, hetgeen hem in staat stelt de werken van de Kerkvaders in de oorspronkelijke tekst te lezen. Hij wijdt zich ook aan de studie van het Frans, van de geschiedenis, van de geometrie, van de wiskunde en van de muziek. Twee jaar later laat zijn vader, die advocaat is, hem terugkomen naar Londen om er rechten te studeren. In 1501 wordt Thomas zelf lid van de balie. Hij woont vier jaar lang bij de Kartuizers van Londen en leidt er een half-religieus, half-wereldlijk leven en doet gewoonlijk mee aan de religieuze oefeningen en laat zich inwijden in de spiritualiteit. Heel zijn leven houdt hij er een grote ijver aan over voor het gebed en de penitentie. Binnen zijn vak van advocaat, wie iedere gedachte aan gierigheid vreemd is, brengt hij de rechten op rechtvaardigheid in de strictste zin van het woord in overeensteming met de rechten op de allervriendelijkste naastenliefde. In 1504 wordt hij op 27 jarige leeftijd als afgevaardigde in het Parlement gekozen.

In hetzelfde jaar 1504 trouwt hij met Joanna Colt, een meisje met zachtaardige, eenvoudige manieren. Uit hun verbintenis komen drie dochters voort, Marguerite, Cecile, Elisabeth en een jongen, John. Thomas leidt een eenvoudig bestaan. Hij is minzaam en mag graag mensen plagen zonder te kwetsen. In het jaar van zijn huwelijk ontvangt hij in zijn huis Erasmus van Rotterdam, Augustijner monnik en wellicht de universeelste geleerde van zijn tijd. De beide mannen delen hetzelfde christelijk-humanistisch ideaal.

Een attente echtgenoot

In 1511 treurt Thomas om het verlies van zijn vrouw. Weldra voelt hij de behoefte om aan zijn kinderen een nieuwe moeder te geven en gaat een verbintenis aan met Alice Middleton, weduwe van een Londense koopman en moeder van een dochtertje van tien.

Alice, die zeven jaar ouder is dan Thomas, is een goede huisvrouw en een waakzame moeder voor haar gezin. Naar Erasmus zeggen, «betuigt haar echtgenoot haar evenveel aandacht en vriendelijkheid als aan een verrukkelijk knappe jonge vrouw. Hij pakt haar aan met tederheid en humor... Wat zou ze hem weigeren? Denkt u zich eens in dat deze vrouw die reeds op haar retour is, zonder daar van nature de minste zin in te hebben, met volhardende ijver citer, harp, de eensnarige viool en fluit leert spelen en iedere dag de oefening uitvoert die haar man haar oplegde». Rond 1524 vestigt de familie More zich in Chelsea, dicht bij Londen, in een ruim en fraai huis dat voorzien is van een huiskapel en een bibliotheek. Nooit vergeten ze gezamenlijk te bidden, zeker 's avonds niet. Tijdens de maaltijden wordt er een passage uit de Bijbel gelezen. Thomas legt uit wat er de verborgen betekenis van is en stelt vervolgens een minder ernstig onderwerp van gesprek voor zodat allen zich op aangename wijze verpozen.

Thomas geeft leiding aan de kinderen bij hun studie van de letteren en de wetenschappen. Maar wat zou het nut zijn van Latijn en Grieks te kennen als deze kennis hen alleen maar hoogmoedig zou maken? Hij vraagt dan ook aan hun meesters hen nederigheid bij te brengen; aldus zullen ze «de schatten van de wetenschap alleen begeren voor zover deze hen in staat stellen de verdediging van de waarheid en de heerlijkheid van de Almachtige te dienen». Daarvoor is Thomas tot alles bereid: «Eerder dan gedogen dat mijn kinderen zich aan luiheid overleveren, zo schrijft hij aan zijn dochter Marguerite, zou ik niet aarzelen, welk nadeel mijn fortuin er ook van zou mogen ondervinden, het hof en de zaken in de steek te laten om me uitsluitend met u allen, met u vooral lieve Marguerite van wie ik zoveel houd, bezig te houden». Thomas heeft inderdaad een bijzondere voorliefde voor Marguerite. De brieven die zij hem stuurt en zorgvuldig gesteld zijn in het Latijn, draagt hij altijd bij zich. De liefde jegens de zijnen komt ook tot uiting in de geschenken die hij van zijn reizen voor hen meeneemt: koek, vruchten, fraaie stoffen...

Aan de hartelijke ontvangst van de familie More dankt hun huis de bijnaam van «domicilie van de Muzen», «van alle deugden» en «van alle vormen van naastenliefde». De naastenliefde van Thomas kent geen grenzen, getuige zijn veelvuldige en rijkelijke aalmoezen. Het is een gewoonte van hem om 's avonds de meest afgelegen plekken te doorkruisen om er de mensen die zich voor hun armoede schamen te ontmoeten en te helpen. Vrolijk en ongedwongen ontvangt hij vaak de boeren uit de buurt aan zijn tafel. Hij richt een hospitium op waarin zijn aangenomen dochter, Margaret Giggs de rol van verpleegster op zich neemt. Zijn diepe geloof in de Voorzienigheid is bekend. Wanneer hij op een dag verneemt dat zijn korenschuren zijn afgebrand geeft hij zijn echtgenote drie instructies: «Het hele huis bij elkaar roepen om God te danken; erop toezien dat geen enkele buur van de ramp te lijden heeft; geen enkele knecht ontslaan voor men een andere werkgever voor hem gevonden heeft».

Waarom zoveel kaarsen?

Maar Thomas onderscheidt zich vooral door zijn ononderbroken vertrouwelijke omgang met Christus. Wanneer iemand over de volksdevotie spottend opmerkt: «Zien God en zijn heiligen zo slecht dat ze altijd met kaarsen moeten worden omringd!», antwoordt hij: «Heeft Christus niet gezegd dat Maria Magdalena zou worden geëerd omdat ze zijn lichaam met balsem had gezalfd? Men zou even goed kunnen vragen: «Wat kan die balsem nou voor goed doen aan het hoofd van Christus?» Wat het voorbeeld van deze heilige vrouw en de woorden van onze Verlosser ons leren is dat God behagen schept in de vurige warmte van het van devotie kokende hart dat overloopt van liefde. Hij ziet graag dat men hem dient met alle goede gaven die Hij de mens heeft geschonken». Van het beschouwen van Onze-Lieve-Heer verheft Thomas zich tot vereenzelviging met Hem en geeft duidelijk aan welke invloed Christus op de mensheid in haar geheel heeft. Deze aanwezigheid van de Mens-God in de wereld vormt de grondslag van het fundamentele optimisme van Thomas, zijn liefde voor de natuur, zijn begrip voor de menselijke zwakheid, zijn apostolische dynamiek, zijn onschokbaar vertrouwen in het christendom en ook van zijn gevoel voor humor. Nergens ter wereld ziet hij een onomkeerbaar kwaad en van alle gebeurtenissen probeert hij de positieve kant aan te grijpen.

Door zijn deugden, zijn wetenschap en de werken waarin hij het geloof en de godsdienst verdedigt tegen de protestantse nieuwlichters, verwerft Thomas ieders achting en in het bijzonder die van Koning Hendrik VIII. Voor zaken die het openbaar welzijn aangaan doet men dan ook beroep op zijn diensten. In 1515 maakt hij deel uit van een gezantschap dat is uitgezonden naar Vlaanderen en in zijn vrije tijd schrijft hij daar zijn «Utopia». Twee jaar later is hij in Frankrijk voor een andere officiële opdracht. In 1518 is hij lid van de particuliere Raad van de Koning, vervolgens, in 1525, Kanselier van Engeland Lancaster, en tenslotte in oktober 1529 wordt hij tot tevredenheid van het gehele Koninkrijk benoemd tot Groot Kanselier van Engeland. Hoe hoger verheven hij wordt in waardigheid, gezag of eer, hoe meer hij boven ieder verheven lijkt door zijn bescheidenheid, de rechtschapenheid van zijn karakter, zijn geduld, zijn eeuwig menselijke gevoelens die maken dat hij het leven altijd van de goede kant neemt, getuige de volgende anecdote. Een gevangene is ontsnapt nadat hij de deuren van zijn gevangenis heeft geforceerd. De Kanselier roept de cipier bij zich die eerder dood dan levend is. Hij gebiedt hem streng erop toe te zien dat de schade snel en gedegen wordt hersteld zodat, zo voegt hij er op mildere toon aan toe, «het de voortvluchtige, mocht hij zin krijgen om terug te keren, deze keer onmogelijk zal zijn de deuren van zijn gevangenis open te breken om er weer in te gaan!»

Gevaarlijk moe

Koning Hendrik VIII gedraagt zich de eerste tien jaar van zijn regeringsperiode als trouwe echtgenoot. Maar vervolgens gaat hij, zijn echtgenote Catharina van Aragon moe – die hem slechts een dochter, Marie Tudor, heeft geschonken die nog in leven is – op zoek naar een andere vrouw. In 1522 arriveert aan het hof van Engeland een meisje van 15 jaar, Anna Boleyn genaamd. Hoewel gespeend van charme, wekt Anna bij de koning een felle hartstocht op. Behendig weet ze Hendriks begerigheid te prikkelen waarbij ze steeds weigert aan zijn verlangens gevolg te geven zo lang hij niet met haar is getrouwd. Achter haar staat een partij die wordt gevormd door haar familie en edelen die door verschillende belangen worden gedreven.

Hendrik VIII was met Catharina van Aragon, weduwe van zijn oudste broer, getrouwd dankzij een rechtmatig verleende dispensatie van Paus Julius II. Op zoek naar een manier om haar te verstoten stelt Hendrik VIII de vraag hoe rechtsgeldig zijn huwelijk is en denkt zijn twijfels te kunnen funderen op een tekst in de Bijbel (Lv 18, 16). Wanneer hij op dit punt door de Koning wordt ondervraagd, verontschuldigt Thomas zich, daarbij aanvoerend dat hij onbekwaam is een beslissende uitspraak te doen in een kwestie die het kerkelijk recht betreft. De Koning gebiedt hem dan de zaak met verscheidene theologen te bestuderen; dat doet Thomas dan en antwoordt: «Sire, geen van de theologen die ik heb geraadpleegd kan u een onafhankeliike raad geven. Maar ik ken raadgevers die zonder vrees tot Uwe Majesteit zullen spreken: dat zijn de H. Hieronymus, H. Augustinus en andere Kerkvaders. Dit is de conclusie die ik uit hun geschriften heb getrokken: «Het is een christen niet toegestaan een andere vrouw te trouwen zo lang de eerste nog in leven is». Dat kwam erop neer dat het huwelijk met Catharina rechtsgeldig was. De zaak wordt dan aan Rome overgedragen. De Paus zal tot 1534 wachten om het huwelijk van Hendrik en Catharina rechtsgeldig te verklaren. Maar More zit niet meer in de regering: sinds 16 mei 1532 heeft hij zich ontheven uit zijn functies van Kanselier om niet te worden gedwongen te handelen in strijd met de wetten van God en de Kerk welke de bisschoppen van het koninkrijk (behalve John Fisher) aan de macht van de Koning hebben opgeofferd.

Trouw of hoogverraad?

Begin 1533 trouwt Hendrik in het geheim met Anna Boleyn die op 1 juni wordt gekroond. Om op een plechtige manier aan zijn scheiding kracht bij te zetten, wenst Hendrik dat zijn dochter, prinses Marie Tudor, wordt onterfd van al haar rechten; Elisabeth daarentegen, zojuist door Anna ter wereld gebracht, wordt uitgeroepen tot enige wettige erfgename van de Engelse Kroon. Het Parlement onderwerpt zich aan de Koning en stemt op 30 maart 1534 ten gunste van een «Akte van Erfopvolging». Alle onderdanen van de Koning moeten zich er bij ede toe verbinden de nieuwe wet in zijn geheel in acht te nemen. De eed wordt voorafgegaan door een preambule waarin het gezag van de Paus formeel wordt verworpen. Bisschoppen, kanunniken, priesters, religieuzen, schoolmeesters, personeel van ziekenhuizen en van stichtingen van vrome werken onderwerpen zich en erkennen de Koning als enige geestelijke leider, waardoor de scheiding van Rome een feit is. John Fisher, bisschop van Rochester, en Thomas More als ook enige andere priesters en monniken weigeren de eed af te leggen en zullen het met hun leven moeten bekopen.

Thomas vertelt hoe hij moest voorkomen voor zijn eedsaflegging in een brief aan zijn dochter: «Toen ik in Lambeth was aangekomen waar de koninklijke commissie vergaderde... vroeg ik of men mij de tekst van de verlangde eed wilde geven... Na deze lang en aandachtig te hebben gelezen en onderzocht... verklaarde ik dat ik in alle oprechtheid van mijn geweten niet kon instemmen met het afleggen van de eed zoals deze was geformuleerd tenzij ik mijn ziel wilde blootstellen aan de eeuwige verdoemenis, zonder evenwel mijn eed op de erfopvolging zelf te willen weigeren. Toen ik was uitgesproken, nam de Groot Kanselier van het Koninkrijk het woord en verklaarde dat de aanwezigen zeer pijnlijk waren getroffen dat ik me aldus had uitgelaten; dat ik de eerste van alle onderdanen van Zijne Majesteit was die weigerde de verlangde eed af te leggen... Men presenteerde me een lange lijst van personen die hun instemming hadden betuigd... maar ik verklaarde opnieuw dat mijn besluit, verre van veranderd, onwrikbaar vast stond».

De verantwoordelijkheid van mijn ziel

Voor Thomas is trouw aan het getuigenis van het geweten noodzakelijk voor het eeuwig heil. «Sommigen denken dat wanneer ze anders spreken dan ze denken God meer aandacht zal hebben voor hun hart dan voor hun lippen, schrijft hij aan zijn dochter Marguerite. Ik kan niet handelen zoals zij waar het zo'n belangrijke materie betreft: ik zou de eed niet nalaten als mijn geweten mij opdroeg dat te doen, zelfs als de anderen het weigerden; zo zou ik hem evenmin afleggen tegen mijn geweten in, zelfs als iedereen het wel zou doen». Het onvervreemdbare karakter van het geweten betekent niet dat zijn bevelen blindelings worden opgelegd, verklaart Thomas eveneens. Ieder moet zijn geweten vormen door studie en de raadgevingen van wijze mannen, want het geweten moet op de objectieve waarheid worden afgestemd (cf. Encycliek Veritatis splendor van 6 augustus 1993). Alvorens tot een conclusie te komen die zich aan zijn geweten oplegt, heeft Thomas zichzelf belast met een aanzienlijke hoop werk. Hij erkent echter dat het gezag van de Kerk prevaleert boven zijn eigen conclusies. Maar de menselijke autoriteiten kunnen niets aanvangen tegen een rechtschapen en vastberaden geweten. «Ik alleen draag de verantwoordelijkheid over mijn ziel», verklaart hij. Zo biedt zijn geweten weerstand tot aan de dood, tegen de valse beschuldigingen in waarvan hij het slachtoffer is, tegen de valse getuigen in, tegen het machtsmisbruik van de Koning in, tegen het verval van het gevoel voor moraal in dat «wit noemt wat zwart is en slecht wat goed is».

Offers brengen kost pijn

De houding van Thomas is een lichtend voorbeeld voor onze tijd. Paus Johannes Paulus II zegt dat wetten die abortus of euthanasie proberen te legitimeren, «niet alleen geen enkele verplichting voor het geweten inhouden, maar de zware en duidelijk verplichting met zich meebrengen om uit gewetensbezwaren er tegenin te gaan. De apostelen hebben vanaf het ontstaan van de Kerk gepredikt dat christenen aan het wettig gezag moeten gehoorzamen (vgl. Rom 13, 1-7; 1 Pe 2, 13-14), maar tegelijkertijd maanden zij onomwonden aan dat «men moet God meer gehoorzamen dan de mensen» (Hnd 5, 29)... De invoering van onrechtvaardige wetten plaatst rechtschapen mensen vaak voor moeilijke gewetensproblemen wat betreft medewerking, omdat zij verplicht zijn op hun recht te staan niet te worden gedwongen deel te nemen aan moreel slechte handelingen. Deze onontkoombare keuzes zijn soms en kunnen vereisen belangrijke beroepsposities op te offeren of af te zien van gewettigde promotiekansen... Christenen en alle mensen van goede wil zijn krachtens een zware gewetensplicht geroepen niet formeel mee te werken met praktijken die tegengesteld zijn aan de Wet van God, al worden ze door de burgerlijke wetgeving toegestaan... Voor de handelingen die ieder persoonlijk verricht, bestaat inderdaad een morele verantwoordelijkheid waaraan niemand zich ooit kan onttrekken en waarover ieder door God zelf geoordeeld zal worden» (Encycliek Evangelium vitae, 25 maart 1995, n. 73-74).

Op 17 april 1534 wordt Thomas gevangen gezet in de Toren van Londen. De periode van hechtenis gebruikt hij om zich voor te bereiden op de dood door middel van het schrijven van opmerkelijke werken van devotie. In een onvoltooid werk uit 1522, De vier uitersten, had hij reeds uiteengezet hoe goed het denken aan de dood voor de mens was: als er op de markt een middel te koop zou zijn tegen alle kwalen, verklaart hij, zouden alle mensen al het mogelijke doen om het te bemachtigen. Welnu, dat middel bestaat en heet «denken aan de dood». Maar helaas wordt het maar door weinigen gebruikt. Alleen overpeinzing van de uitersten kan hun oordeel herstellen.

Omkering van waarden

Deze overpeinzing veronderstelt dat men gelooft. Het geloof, zo verklaart Thomas, keert de zin van de algemeen aanvaarde waarden om; we horen dan dat de Heilige Drie-eenheid aanwezig is in de ziel die in staat van genade verkeert, zelfs op momenten van beproeving; dat onze vijanden de vrienden zijn die ons het meeste goed doen; dat erkentelijkheid minder een zaak is van de gevangene jegens de bezoeker dan van de weldoener jegens de ongelukkige. Bovenal onthult het geloof de bovennatuurlijke waarde van het lijden. Het leert ons van de ziekte de remedie te maken. De voornaamste reden van al onze tegenspoed is, volgens Thomas, in ons het verlangen te wekken te worden getroost door God. Onze tegenslagen helpen ons ook ons te zuiveren van onze misstappen in het verleden en ons ook te behoeden voor de misstappen in de toekomst, ze verminderen de straffen in het Vagevuur en vergroten de uiteindelijke beloning in de Hemel. «Wie deze waarheden overpeinst en ze in zijn geest bewaart... zal met geduld de prijs van de beproeving op haar waarde schatten, zal van mening zijn dat die prijs hoog is en zal zich weldra bevoorrecht achten... zijn vreugde zal zijn verdriet grotendeels teniet doen en zal hem ervan weerhouden elders ijdele vertroosting te gaan zoeken» (De dialoog van de vertroosting bij tegenslagen). Dergelijke woorden, midden in de beproeving zelf geschreven, is geen ijdele taal. De bovennatuurlijke vreugde die God Thomas schenkt in de gevangenis bezorgt hem innerlijke rust en verhoogt zijn natuurlijk gevoel voor humor. Toen de directeur van de Toren zich op een dag beleefd verontschuldigde voor de eenvoud van het dagelijks eten, antwoordde de voormalige Kanselier: «Als er iemand niet tevreden is over het eten, gaat hij maar ergens anders in de kost!»

Op 1 juli 1535 wordt Thomas wegens hoogverraad ter dood veroordeeld. Zijn rechters vragen hem of hij nog iets heeft toe te voegen. «Ik heb weinig te zeggen, behalve dit: de heilige apostel Paulus was aanwezig bij de door hem goedgekeurde marteldood van de H. Stefanus. Nu zijn ze beiden heiligen in de Hemel. Hoewel u aan mijn veroordeling heeft meegewerkt zal ik er vurig voor bidden dat u en ik elkaar weer zullen vinden in de Hemel. Ik verlang evenzo dat de Almachtige God Zijne Majesteit de Koning behoede en bescherme en hem goede raad geve». De standvastigheid van de gevangene wordt een laatste maal op de proef gesteld. Zijn echtgenote is bij hem op bezoek en zegt: «Wilt u mij en mijn ongelukkig gezin in de steek laten? Wilt u dit leven temidden van uw huisgezin waar u tot voor kort nog zo verrukt van was opgeven? Hoeveel jaren, lieve Alice, denkt u dat ik nog op dit ondermaanse van deze aardse genoegens die u me met zoveel overtuigende welsprekendheid beschrijft zal kunnen genieten? – Twintig jaar, op zijn minst, als het God belieft. – Liefste vrouw van me, u bent geen handige koopvrouw: wat is een twintigtal jaren vergeleken bij een zalige eeuwigheid?»

«Hij heeft geen verraad gepleegd!»

Op 6 juli wordt hij naar de plek van de terechtstelling gebracht. De ladder naar het schavot is in zeer slechte staat en Thomas moet een handje worden geholpen om de ladder te bestijgen: «Helpt u me alstublieft bij het bestijgen, bij het afdalen zal ik me in mijn eentje wel kunnen redden!» Daar de Koning hem heeft gevraagd zich zo sober mogelijk uit te drukken op het laatste moment, zegt hij met grote eenvoud: «Ik sterf als goed onderdaan van de Koning, maar allereerst voor God!» Terwijl hij op het schavot neerknielt, bidden zijn lippen: «Heb medelijden met mij, mijn God!» Hij omhelst de beul en zegt tegen hem: «Ik heb een heel korte hals; let erop dat je niet verkeerd slaat. Je eer staat op het spel!» Hij bindt zichzelf de doek voor de ogen. De beul heeft reeds zijn bijl in de hand: «Een ogenblik, zegt Thomas tegen hem terwijl hij zijn baard bevrijdt; híj heeft geen verraad gepleegd!» Het hoofd valt bij de eerste slag. Thomas is voor altijd in de Hemel.

Laten we naar het voorbeeld van de H. Thomas More aanvaarden om alles te verliezen teneinde Christus te winnen, Hem gelijkvormig te worden in de dood en zo met Hem tot de verrijzenis te geraken (vgl. Fil 3, 8-11). Voor U en al uw dierbaren vragen wij deze genade aan de H. Jozef.

Dom Antoine Marie osb

Om het Blad van de Abdij Saint-Joseph de Clairval te publiceren in een tijdschrift, blad... of on het internetsite of een website te plaatsen, is een toelating vereist. Deze dient te worden aangevraagd per E-Mail or bij https://www.clairval.com.