|
[Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Esta carta en español] [Aquesta carta en català] [Questa lettera in italiano] |
6 juli 2001 H. Maria Goretti, Maagd en Martelares |
Thomas More wordt geboren op 6 februari 1477, te Londen. Hij krijgt van zijn ouders een strenge, zorgzame opvoeding die hij zich onderdanig laat welgevallen, gehoorzaam en vriendelijk als hij is. Weldra wordt hij op de H. Antoniusschool in Londen geplaatst. Hij is nog maar net in de adolescentie wanneer hij op verzoek van zijn vader wordt ontvangen door Kardinaal Morton, aartsbisschop van Canterbury en Kanselier van het Koninkrijk Engeland (voornaamste hoogwaardigheidsbekleder van het land, na de Koning). Hij neemt de prelaat en diens gasten voor zich in tijdens de zittingen ter ontspanning dankzij een improvisatietalent dat wijst op een groot gevoel voor observeren.
Op zijn veertiende vertrekt Thomas voor het vervolg van zijn studie naar Oxford. Op deze school met zijn gerenommeerde leraren boekt hij snel vooruitgang, met name wat zijn kennis van de Latijnse en Griekse taal betreft, hetgeen hem in staat stelt de werken van de Kerkvaders in de oorspronkelijke tekst te lezen. Hij wijdt zich ook aan de studie van het Frans, van de geschiedenis, van de geometrie, van de wiskunde en van de muziek. Twee jaar later laat zijn vader, die advocaat is, hem terugkomen naar Londen om er rechten te studeren. In 1501 wordt Thomas zelf lid van de balie. Hij woont vier jaar lang bij de Kartuizers van Londen en leidt er een half-religieus, half-wereldlijk leven en doet gewoonlijk mee aan de religieuze oefeningen en laat zich inwijden in de spiritualiteit. Heel zijn leven houdt hij er een grote ijver aan over voor het gebed en de penitentie. Binnen zijn vak van advocaat, wie iedere gedachte aan gierigheid vreemd is, brengt hij de rechten op rechtvaardigheid in de strictste zin van het woord in overeensteming met de rechten op de allervriendelijkste naastenliefde. In 1504 wordt hij op 27 jarige leeftijd als afgevaardigde in het Parlement gekozen.
In hetzelfde jaar 1504 trouwt hij met Joanna Colt, een meisje met zachtaardige, eenvoudige manieren. Uit hun verbintenis komen drie dochters voort, Marguerite, Cecile, Elisabeth en een jongen, John. Thomas leidt een eenvoudig bestaan. Hij is minzaam en mag graag mensen plagen zonder te kwetsen. In het jaar van zijn huwelijk ontvangt hij in zijn huis Erasmus van Rotterdam, Augustijner monnik en wellicht de universeelste geleerde van zijn tijd. De beide mannen delen hetzelfde christelijk-humanistisch ideaal.
Een attente echtgenoot
Alice, die zeven jaar ouder is dan Thomas, is een goede huisvrouw en een waakzame moeder voor haar gezin. Naar Erasmus zeggen, «betuigt haar echtgenoot haar evenveel aandacht en vriendelijkheid als aan een verrukkelijk knappe jonge vrouw. Hij pakt haar aan met tederheid en humor... Wat zou ze hem weigeren? Denkt u zich eens in dat deze vrouw die reeds op haar retour is, zonder daar van nature de minste zin in te hebben, met volhardende ijver citer, harp, de eensnarige viool en fluit leert spelen en iedere dag de oefening uitvoert die haar man haar oplegde». Rond 1524 vestigt de familie More zich in Chelsea, dicht bij Londen, in een ruim en fraai huis dat voorzien is van een huiskapel en een bibliotheek. Nooit vergeten ze gezamenlijk te bidden, zeker 's avonds niet. Tijdens de maaltijden wordt er een passage uit de Bijbel gelezen. Thomas legt uit wat er de verborgen betekenis van is en stelt vervolgens een minder ernstig onderwerp van gesprek voor zodat allen zich op aangename wijze verpozen.
Thomas geeft leiding aan de kinderen bij hun studie van de letteren en de wetenschappen. Maar wat zou het nut zijn van Latijn en Grieks te kennen als deze kennis hen alleen maar hoogmoedig zou maken? Hij vraagt dan ook aan hun meesters hen nederigheid bij te brengen; aldus zullen ze «de schatten van de wetenschap alleen begeren voor zover deze hen in staat stellen de verdediging van de waarheid en de heerlijkheid van de Almachtige te dienen». Daarvoor is Thomas tot alles bereid: «Eerder dan gedogen dat mijn kinderen zich aan luiheid overleveren, zo schrijft hij aan zijn dochter Marguerite, zou ik niet aarzelen, welk nadeel mijn fortuin er ook van zou mogen ondervinden, het hof en de zaken in de steek te laten om me uitsluitend met u allen, met u vooral lieve Marguerite van wie ik zoveel houd, bezig te houden». Thomas heeft inderdaad een bijzondere voorliefde voor Marguerite. De brieven die zij hem stuurt en zorgvuldig gesteld zijn in het Latijn, draagt hij altijd bij zich. De liefde jegens de zijnen komt ook tot uiting in de geschenken die hij van zijn reizen voor hen meeneemt: koek, vruchten, fraaie stoffen...
Aan de hartelijke ontvangst van de familie More dankt hun huis de bijnaam van «domicilie van de Muzen», «van alle deugden» en «van alle vormen van naastenliefde». De naastenliefde van Thomas kent geen grenzen, getuige zijn veelvuldige en rijkelijke aalmoezen. Het is een gewoonte van hem om 's avonds de meest afgelegen plekken te doorkruisen om er de mensen die zich voor hun armoede schamen te ontmoeten en te helpen. Vrolijk en ongedwongen ontvangt hij vaak de boeren uit de buurt aan zijn tafel. Hij richt een hospitium op waarin zijn aangenomen dochter, Margaret Giggs de rol van verpleegster op zich neemt. Zijn diepe geloof in de Voorzienigheid is bekend. Wanneer hij op een dag verneemt dat zijn korenschuren zijn afgebrand geeft hij zijn echtgenote drie instructies: «Het hele huis bij elkaar roepen om God te danken; erop toezien dat geen enkele buur van de ramp te lijden heeft; geen enkele knecht ontslaan voor men een andere werkgever voor hem gevonden heeft».
Waarom zoveel kaarsen?
Door zijn deugden, zijn wetenschap en de werken waarin hij het geloof en de godsdienst verdedigt tegen de protestantse nieuwlichters, verwerft Thomas ieders achting en in het bijzonder die van Koning Hendrik VIII. Voor zaken die het openbaar welzijn aangaan doet men dan ook beroep op zijn diensten. In 1515 maakt hij deel uit van een gezantschap dat is uitgezonden naar Vlaanderen en in zijn vrije tijd schrijft hij daar zijn «Utopia». Twee jaar later is hij in Frankrijk voor een andere officiële opdracht. In 1518 is hij lid van de particuliere Raad van de Koning, vervolgens, in 1525, Kanselier van Engeland Lancaster, en tenslotte in oktober 1529 wordt hij tot tevredenheid van het gehele Koninkrijk benoemd tot Groot Kanselier van Engeland. Hoe hoger verheven hij wordt in waardigheid, gezag of eer, hoe meer hij boven ieder verheven lijkt door zijn bescheidenheid, de rechtschapenheid van zijn karakter, zijn geduld, zijn eeuwig menselijke gevoelens die maken dat hij het leven altijd van de goede kant neemt, getuige de volgende anecdote. Een gevangene is ontsnapt nadat hij de deuren van zijn gevangenis heeft geforceerd. De Kanselier roept de cipier bij zich die eerder dood dan levend is. Hij gebiedt hem streng erop toe te zien dat de schade snel en gedegen wordt hersteld zodat, zo voegt hij er op mildere toon aan toe, «het de voortvluchtige, mocht hij zin krijgen om terug te keren, deze keer onmogelijk zal zijn de deuren van zijn gevangenis open te breken om er weer in te gaan!»
Gevaarlijk moe
Hendrik VIII was met Catharina van Aragon, weduwe van zijn oudste broer, getrouwd dankzij een rechtmatig verleende dispensatie van Paus Julius II. Op zoek naar een manier om haar te verstoten stelt Hendrik VIII de vraag hoe rechtsgeldig zijn huwelijk is en denkt zijn twijfels te kunnen funderen op een tekst in de Bijbel (Lv 18, 16). Wanneer hij op dit punt door de Koning wordt ondervraagd, verontschuldigt Thomas zich, daarbij aanvoerend dat hij onbekwaam is een beslissende uitspraak te doen in een kwestie die het kerkelijk recht betreft. De Koning gebiedt hem dan de zaak met verscheidene theologen te bestuderen; dat doet Thomas dan en antwoordt: «Sire, geen van de theologen die ik heb geraadpleegd kan u een onafhankeliike raad geven. Maar ik ken raadgevers die zonder vrees tot Uwe Majesteit zullen spreken: dat zijn de H. Hieronymus, H. Augustinus en andere Kerkvaders. Dit is de conclusie die ik uit hun geschriften heb getrokken: «Het is een christen niet toegestaan een andere vrouw te trouwen zo lang de eerste nog in leven is». Dat kwam erop neer dat het huwelijk met Catharina rechtsgeldig was. De zaak wordt dan aan Rome overgedragen. De Paus zal tot 1534 wachten om het huwelijk van Hendrik en Catharina rechtsgeldig te verklaren. Maar More zit niet meer in de regering: sinds 16 mei 1532 heeft hij zich ontheven uit zijn functies van Kanselier om niet te worden gedwongen te handelen in strijd met de wetten van God en de Kerk welke de bisschoppen van het koninkrijk (behalve John Fisher) aan de macht van de Koning hebben opgeofferd.
Trouw of hoogverraad?
Thomas vertelt hoe hij moest voorkomen voor zijn eedsaflegging in een brief aan zijn dochter: «Toen ik in Lambeth was aangekomen waar de koninklijke commissie vergaderde... vroeg ik of men mij de tekst van de verlangde eed wilde geven... Na deze lang en aandachtig te hebben gelezen en onderzocht... verklaarde ik dat ik in alle oprechtheid van mijn geweten niet kon instemmen met het afleggen van de eed zoals deze was geformuleerd tenzij ik mijn ziel wilde blootstellen aan de eeuwige verdoemenis, zonder evenwel mijn eed op de erfopvolging zelf te willen weigeren. Toen ik was uitgesproken, nam de Groot Kanselier van het Koninkrijk het woord en verklaarde dat de aanwezigen zeer pijnlijk waren getroffen dat ik me aldus had uitgelaten; dat ik de eerste van alle onderdanen van Zijne Majesteit was die weigerde de verlangde eed af te leggen... Men presenteerde me een lange lijst van personen die hun instemming hadden betuigd... maar ik verklaarde opnieuw dat mijn besluit, verre van veranderd, onwrikbaar vast stond».
De verantwoordelijkheid van mijn ziel
Offers brengen kost pijn
Op 17 april 1534 wordt Thomas gevangen gezet in de Toren van Londen. De periode van hechtenis gebruikt hij om zich voor te bereiden op de dood door middel van het schrijven van opmerkelijke werken van devotie. In een onvoltooid werk uit 1522, De vier uitersten, had hij reeds uiteengezet hoe goed het denken aan de dood voor de mens was: als er op de markt een middel te koop zou zijn tegen alle kwalen, verklaart hij, zouden alle mensen al het mogelijke doen om het te bemachtigen. Welnu, dat middel bestaat en heet «denken aan de dood». Maar helaas wordt het maar door weinigen gebruikt. Alleen overpeinzing van de uitersten kan hun oordeel herstellen.
Omkering van waarden
Op 1 juli 1535 wordt Thomas wegens hoogverraad ter dood veroordeeld. Zijn rechters vragen hem of hij nog iets heeft toe te voegen. «Ik heb weinig te zeggen, behalve dit: de heilige apostel Paulus was aanwezig bij de door hem goedgekeurde marteldood van de H. Stefanus. Nu zijn ze beiden heiligen in de Hemel. Hoewel u aan mijn veroordeling heeft meegewerkt zal ik er vurig voor bidden dat u en ik elkaar weer zullen vinden in de Hemel. Ik verlang evenzo dat de Almachtige God Zijne Majesteit de Koning behoede en bescherme en hem goede raad geve». De standvastigheid van de gevangene wordt een laatste maal op de proef gesteld. Zijn echtgenote is bij hem op bezoek en zegt: «Wilt u mij en mijn ongelukkig gezin in de steek laten? Wilt u dit leven temidden van uw huisgezin waar u tot voor kort nog zo verrukt van was opgeven? Hoeveel jaren, lieve Alice, denkt u dat ik nog op dit ondermaanse van deze aardse genoegens die u me met zoveel overtuigende welsprekendheid beschrijft zal kunnen genieten? Twintig jaar, op zijn minst, als het God belieft. Liefste vrouw van me, u bent geen handige koopvrouw: wat is een twintigtal jaren vergeleken bij een zalige eeuwigheid?»
«Hij heeft geen verraad gepleegd!»
Laten we naar het voorbeeld van de H. Thomas More aanvaarden om alles te verliezen teneinde Christus te winnen, Hem gelijkvormig te worden in de dood en zo met Hem tot de verrijzenis te geraken (vgl. Fil 3, 8-11). Voor U en al uw dierbaren vragen wij deze genade aan de H. Jozef.