|
[Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Esta carta en español] |
4 juni 2003 H. Clotildis |
Een ziekenhuisbroeder die meerdere malen een zenuwinzinking heeft gehad de eer betonen van een zaligverklaring mag op het eerste gezicht enige verbazing wekken. Maar door pater Henri Rebuschini op 4 mei 1997 uit te roepen tot gelukzalige heeft Paus Johannes Paulus II heel wat mannen en vrouwen van onze tijd die met soortgelijke beproevingen worden geconfronteerd, hetzij voor wat hun eigen persoon betreft, hetzij in hun omgeving, een riem onder het hart gestoken. Weer terug in Como, doet hij zijn militaire dienst in het kader van het jaar van het vrijwilligerswerk. In zijn vrije tijd zondert hij zich graag af voor gebed en goede lectuur.
Hij volgt een opleiding aan de Militaire Academie van Milaan die hij verlaat als 2e reserve luitenant, geacht door zijn meerderen die hem aanmoedigen een militaire loopbaan te volgen. Maar wanneer hij weer terug in het gezin is, gaat hij liever boekhouden studeren en behaalt in 1882 met uitstekende cijfers het diploma.
Een weg die niet de zijne is
Drie maanden nadat hij zijn werk heeft opgezegd, schrijft Henri zich in aan de Gregoriaanse Universiteit van Rome om er met succes zijn kerkelijke studie te voltooien. Hij verwerft er de achting van zijn docenten. Hij ontvangt de kleine wijdingen met de vermelding: «Opbouwend gedrag, bezit een zeer goede kerkelijke geest». Eind 1885 komen zijn ouders en tante Madeleine naar Rome en zijn gelukkig wanneer ze zien hoe tevreden en rustig hij is. In haar dagboek schrijft Madeleine: «Henri is blij en rustig. Ik begrijp hoe hij zich zo kan voelen. Hij weet zeker dat hij op de weg is die God hem heeft bereid».
Onder de druk
Henri keert terug in zijn familie. Hij brengt ook enige tijd in een kliniek door. In Madeleines dagboek treffen we de volgende notities aan: het zijn «momenten dat Gods hand zwaar op ons heeft gedrukt en ons heeft ondergedompeld in smart... Momenteel alleen maanden van stilte en van lijden. Moge God er tenminste een eind aan maken en ons onze schat teruggeven». Acht jaar later, wanneer hij deze periode te berde brengt, zal Henri schrijven: «Ik werd naar een kuuroord gestuurd; daar herstelde God mijn gezondheid door mij een volledig vertrouwen te schenken in zijn oneindige goedheid en barmhartigheid».
Een groot geestelijk vermogen
In mei 1887 is de crisis over en is Henri weer volledig gezond. Hij zal nog enige malen opnieuw ziek worden, maar minder langdurig en niet zo ernstig. De specifieke geneesmiddelen voor deze soort van ziekten bestonden destijds niet; de beproeving is overwonnen dankzij een voortschrijdende juistere kennis van God welke een op vertrouwen gevestigde vader-zoon relatie met zich meebracht. De spiritualiteit van onze gelukzalige komt het best tot uiting in de achting die hij heeft voor de oneindige oceaan van barmhartigheid van het Hart van Jezus, van de moederlijke liefde van onze Moeder, de allerheiligste Maagd Maria, die de Kerk aanroept onder de troostende benaming van «gezondheid van de zieken».
In de zomer van 1887 is Henri werkzaam in het ziekenhuis van Como. Maar korte tijd later wordt hij vriendelijk naar huis gestuurd want, in plaats van te werken op zijn afdeling, brengt hij zijn tijd door in de ziekenzalen, aan het bed van de armste, nooddruftigste en eenzaamste zieken aan wie hij zijn laatste centime uitgeeft en zijn eigen lijfgoed wegschenkt; hij legt ook steeds meer huisbezoeken af aan de armen en de zieken. Door dit leed van dichtbij mee te maken ontstaat zijn roeping van ziekenbroeder.
In overgave aan Maria
Camillus, die is geboren in het koninkrijk Napels in 1550 en begiftigd met een ongemene vitaliteit, trekt eerst de wapenrok aan, maar vervalt al gauw in zedeloosheid en wordt vervolgens in het Sint-Jacobus Ziekenhuis van Rome opgenomen. Wanneer hij de ellende ziet waarin de zieken daar verkeren, raakt hem dat zo zeer dat hij als vrijwillige verpleger in dienst treedt. Vervolgens voegen enige metgezellen zich bij hem en zo ontstaat «de Orde van de Dienaren van de Zieken» ofwel de Camillianen. Doordat hij zelf leed aan maag- en hoofdpijnen, nierstenen, maagzweren en vrijwel permanente steenpuisten, liep Camillus door de zalen als zieke onder de zieken, met aandacht voor de noden van iedereen. Hij stierf in Rome op 14 juli 1614. De Kerk heeft hem uitgeroepen tot de Patroonheilige van de ziekenhuizen, van de zieken en van de ziekenzusters.
Op 27 september 1887 treedt Henri op 27-jarige leeftijd in bij de Camillianen in Verona. Als eerste ding neemt hij zich voor altijd een vriendelijke houding aan te nemen. Deze onontbeerlijke deugd valt hem niet licht. Hij heeft ervaring achter de rug in het beroepsleven terwijl zijn noviciaatsgenoten nog de leeftijd hebben van adolescenten die zijn gesteld op vrijheid, ontspanning, rumoer en van ernstige gedachten snel een geestig woordspelletje maken. Hij doet dus zijn best de anderen positief te beoordelen, ondanks hun gebreken of irritante gedragingen. Dat ideaal valt hem soms zwaar: «Ik betrap me soms op opwellingen van antipathie, vooral jegens een van mijn heilige noviciaatsgenoten, zo schrijft hij. Soms stelt hij me vragen over mijn studie en in plaats van te antwoorden met zachtmoedigheid en met als enige gedachte aan zijn verlangen vriendelijk tegemoet te komen, reageer ik dan heel geïrriteerd: «Ik had liever dat je me niets zou vragen»; dat alles spruit voort uit hoogmoed en gebrek aan verbondenheid met de mijnen in de liefde. Ik zou aan niets anders willen denken dan op ieder ogenblik het grootst mogelijke goed te doen». In de werkelijkheid van alledag krijgt zijn besluit om altijd vriendelijk te zijn vaak een lelijke knauw door verzoekingen zoals het geven van een voorbarig oordeel, gevoelens koesteren van antipathie... Maar hij laat zich door zo'n tweestrijd niet uit het veld slaan; hij hernieuwt zijn voornemen om in de anderen Gods tempel te zien, aanschouwt het kruisbeeld en vat weer moed om gestadig te werken aan de verzachting van het hart.
Terugvallen
Gezien deze uitingen van depressiviteit zou men geneigd zijn te denken dat pater Henri melancholiek en weifelend van temperament was. We mogen echter niet vergeten dat er tussen de crises van 1895 en 1922 een periode ligt van twintig jaar waarin hij normaal werkzaam is en hij op bewonderenswaardige wijze en met grote edelmoedigheid zware verantwoordelijkheden draagt. Vervolgens maakt hij van 1922 tot aan zijn dood in 1938 nog eens zestien jaar lang meer dan ooit de indruk van iemand met een stevig evenwicht en een en al innerlijke rust. Pater Jozef Moar die de laatste zeven jaar van zijn leven zijn metgezel was verklaarde tijdens het proces ter zaligverklaring dat hij pas door de biografieën te weten was gekomen dat pater Rebuschini in het verleden depressief was geweest. «In de tijd dat ik hem leerde kennen was hij volstrekt evenwichtig en altijd dezelfde. De gedachte zou nooit bij me zijn opgekomen dat hij wel eens depressies zou hebben gehad».
Door dit lijden heeft pater Henri de principes van christelijke wijsheid die de Heilige Vader Johannes Paulus II de zieken voorhoudt in praktijk kunnen brengen: «Beste zieken, ik zou in uw geheugen en in uw harten drie lichtjes willen achterlaten die me waardevol toeschijnen. Welk lijden u ook moge kennen, lichamelijk of geestelijk, persoonlijk of in het gezin, apostolisch en zelfs kerkelijk, is het allereerst van belang dat u er zich duidelijk bewust van bent, zonder het kleiner of groter te maken, en met al wat het teweeg kan brengen in uw menselijke gevoeligheid: gevoelens van mislukking, nutteloosheid van uw leven enz. Vervolgens is het onontbeerlijk dat u voortgaat op de weg van de aanvaarding. Ja, aanvaarden dat het zo is, niet uit min of meer blinde berusting, maar omdat het geloof ons verzekert dat Onze-Lieve-Heer uit kwaad het goede kan en wil halen. Tenslotte komt het mooiste gebaar dat u nog moet maken: de offergave. De offerande uit liefde voor de Heer en onze medebroeders stelt ons in staat een graad van theologale naastenliefde te bereiken die soms zeer hoog is, dat wil zeggen dat u zich voor de mensheid verliest in de liefde van Christus en de allerheiligste Drie-eenheid. Deze etappes die ieder die lijdt meemaakt, in zijn eigen rythme en met de hem eigen genade bezorgen hem een verbazingwekkende innerlijke vrijheid. Is dat niet de paradoxale lering van het evangelie: Hij die zijn leven verliest om Mij zal het vinden?» (Boodschap tot de zieken: Lourdes, 15 augustus 1983).
Er was geen ontkomen aan
Het succes van pater Rebuschini bij deze zielen is te verklaren door zijn eenheid met God, in het bijzonder door de vrome viering van de Heilige Mis, het vurig bidden van het brevier, de aanbidding van het Heilig Sacrament en een opmerkelijke liefde voor de Allerheiligste Maagd. Zijn kniebuigingen dragen het merkteken van grote eerbied. Bij de verheffing van de hostie tijdens de Mis staat hij een ogenblik stil in aanbidding. Het Onze Vader, het gebed waarvan de woorden van Jezus zelf zijn, is voor hem het ontroerendste ogenblik van het Heilig Sacrificie.
Begin mei 1899 wordt pater Henri naar het klooster van Cremone gestuurd. De eerste taak die hem wordt opgedragen is die van aalmoezenier van de Zusters Camillianen. Het jaar daarop benoemt zijn superieur hem bovendien tot econoom van zijn klooster. Als man van innerlijk leven en gebed vervult pater Henri deze taak die hij niet bepaald aangenaam vindt, met de bedoeling Gods wil te volbrengen. Daarvoor beschikt hij noch over kantoorruimte, noch over een secretariaat. Hij kan echter steunen op de samenwerking van actieve en verstandige broeders. In gewone periodes moet hij de diverse producten kopen, reparaties aan water- en electriciteitsleiding uitvoeren, zorgen dat de operatiekamer van de kliniek goed kan functioneren, de moestuin en het kippenhok rendabel maken, de ontwikkeling van de wijn in de kelders in de gaten houden, de loonzakjes klaarmaken. Maar het ontbreekt in de loop der jaren niet aan minder gewone werken: renovatie van de keuken, aansluiting op het gemeentelijk electriciteitsnet, herstel van de daken, installatie van de centrale verwarming, zonder de moeilijkheden door het failliet van de bank waar de bescheiden middelen van de gemeenschap waren ondergebracht mee te rekenen...
Optimisme uit principe
Aandacht voor hen die lijden
Op 9 mei draagt pater Vanti in zijn kamer de mis op. Op het moment dat hij de communie ontvangt strekt de stervende zijn armen uit, ontvangt het Lichaam van de Heer met een zeer grote vroomheid, kruist vervolgens de armen en verzinkt in gebed. De supreme ontmoeting met zijn welbeminde Heer heeft plaats op 10 mei om 5 uur 30. «Zijn voorbeeld, zo zal de Heilige Vader zeggen tijdens de zaligverklaring, is voor alle gelovigen een dringende aansporing tot aandacht voor de zieken en hen die lijden in het lichaam en in de geest».
Met de voorspraak van de gelukzalige Henri Rebuschini bidden wij voor u, voor hen die u dierbaar zijn, voor al degenen die worden geconfronteerd met lichamelijke zwakte of zenuwziekten die zoveel voorkomen in de wereld van vandaag en voor al uw intenties.