|
[Cette lettre en français] [Aquesta carta en català] [Questa lettera in italiano] |
1 maart 2000 Maand van de H. Jozef |
Het viooltje
De stad Lyon heeft vreselijk te lijden van het Schrikbewind. Als reactie breekt op 29 mei 1793 een opstand uit tegen de regering van Parijs, waarbij de stad na 24 uur van gevechten wordt overmeesterd door de opstandelingen. Uit voorzorg brengt meneer Thévenet zijn jongste kinderen naar een van zijn zusters in Belley. Uit Parijs worden troepen gestuurd die op 9 augustus de stad Lyon bezetten. Meneer Thévenet kan niet meer naar huis terug.
De twee oudste broers van Claudine, Louis-Antoine (20 jaar) en François-Marie (18 jaar) stellen zich onder het bevel van gereraal de Précy, aan de zijde van de belegeraars. Voortdurend gebombardeerd en op de knieën gedwongen door hongersnood, capituleert Lyon twee maanden later. Claudine is alleen met haar moeder wier drievoudige vrees ze deelt: de vader en de vier jongste kinderen waarover ze in onzekerheid verkeren; het lot van haar oom van moeders zijde, Louis Guyot, die is achtergebleven in de door revolutionaire legers bezet gebied en ook nog de twee broers die blootstaan aan de gevaren van het strijdgewoel. In deze pijnlijke situatie stelt ze al haar vertrouwen in God en doet ze haar best haar kalmte te bewaren.
De revolutionaire regering van Parijs heeft strenge onderdrukking ter afschrikking verordend. Elke dag worden er honderden veroordeelden gefusilleerd op de braakliggende terreinen van Brotteaux. Onveiligheid en angst heersen alom. Mevrouw Thévenets verdriet wordt evenwel verzacht door de terugkeer van Philibert, haar echtgenoot. Deze stelt alles in het werk om te pogen zijn zonen vrij te krijgen, maar die koesteren geen illusies.
«Vergeef zoals wij vergeven!»
Daarop volgt de fusillering. Claudine is zo moedig zich een weg te banen tot naast de slachtoffers. Haar aandacht wordt gevestigd op een onheilspellend geluid: met sabelslagen worden de overlevenden onder wie ze Louis en François herkent, afgemaakt. Dat is teveel voor haar zenuwen: haar hele leven zal ze er een vatbaarheid voor migraine aan over houden.
Nu moet ze weer terug naar de haren. In haar van emotie nog gevoelloze hand houdt ze de kostbare brief gedrukt. Dit afscheidswoord, roerend getuigenis van vurig geloof en vergeving, schenkt haar troost. De twee broers hebben ieder een brief geschreven en elke brief is door beiden getekend. «Wij zullen gelukkiger zijn dan jullie: over vier of vijf uur zullen we voor God staan... We gaan Gods rijk binnen, het rijk van de goede Vader die we hebben beledigd, maar al onze hoop is gericht op zijn barmhartigheid.» Ze hebben alle twee kunnen biechten bij een oude, gebrekkige priester die samen met hen was gevangen en veroordeeld.
Een nieuwe kracht
Deze nobele houding is ingegeven door de leer van Onze Heer. «Het onderricht van Christus vraagt zelfs de beledigingen te vergeven. Het gebod van de liefde, het gebod van de nieuwe wet, strekt zich ook uit tot alle vijanden (vgl. Mt 5, 43-44)» (KKK, 1933). De bevrijding door de evangelische geest is onverenigbaar met de haat jegens de vijand als persoon, maar niet met het haten van het kwaad dat hij als vijand doet.
Na mondeling de vergeving van de beledigingen te hebben onderwezen, gaf Jezus er een uitstekend voorbeeld van: Toen ze op het zogeheten Schedelveld kwamen, sloegen ze Hem daar aan het kruis, en ook die twee misdadigers, de een rechts en de ander links van Hem. Jezus sprak: «Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen» (Lc 23, 33-34). «Jezus vraagt met het hart van een mens dat de Vader vergeve, luidt het commentaar van kardinaal Journet: wij moeten met ons mensenhart vragen dat de Vader vergeve. Tegen de haat en de lage instincten, roept hij op tot hemelse edelmoedigheid: we moeten met Hem blijven roepen om edelmoedigheid uit den hoge tegen de haat, de dwaasheid en de misdaden van de aarde. Een nieuwe kracht sterker dan het kwaad van de wereld komt met Hem in de wereld om die niet meer te verlaten. De oude heerschappij van het geweld stoot op een andere, op een nieuw koninkrijk... Voortaan is er iets veranderd in de tijd» (De zeven uitspraken van Christus aan het kruis, uitg. du Seuil 1952). Het nieuwe koninkrijk is dat van de liefde: «De vergeving getuigt dat in onze wereld de liefde sterker is dan de zonde. De martelaren van gisteren en van vandaag, leggen dit getuigenis af van Jezus» (KKK, 2844).
Terwijl vergeving weigeren maakt dat ons hart zich sluit en ondoordringbaar wordt voor de barmhartige liefde van de Vader, opent daarentegen vergeving ons hart voor de genade. Zo maakt de heldhaftig te boven gekomen beproeving Claudine juist geneigd tot grote compassie met de noden van haar medemensen, in plaats van agressiviteit en bitterheid in haar op te wekken. Geleidelijk ontwikkelt zich bij haar een dubbel gevoel: het verlangen de zeer persoonlijke kennis die ze bezit van de goedheid van Christus aan anderen mee te delen en de angst bij de gedachte aan het grote ongeluk waarin zij die God niet kennen verkeren.
Van God vergeten
Dan komt de winter van 1815. Een jonge priester merkt in het voorbijgaan van de Saint-Nizierkerk een schaduw in het voorportaal op; hij hoort onderdrukt gesnik. Twee in lompen gehulde kleine meisjes, bibberend en stervend van honger, proberen bescherming te vinden tegen de snijdende kou. De priester raadt dat de kleintjes in de steek zijn gelaten. Hij brengt ze naar de pastoor van de parochie die meteen een oplossing weet: «Klop maar aan in de rue Masson, bij Mademoiselle Claudine Thévenet. Zij heeft een hart van goud en is de spil van alle goede werken in de parochie». Claudine is tot tranen geroerd, kleedt en verzorgt de twee kinderen en gaat vervolgens naar een van haar vriendinnen, Marie Chirat. Er wordt snel beslist: de kleintjes zullen logeren bij Marie, die voor hen een van de twee verdiepingen van haar huis vrijmaakt. Enkele dagen later worden er vijf andere pensiongasten verwelkomd. Het gastenverblijf van Mademoiselle Chirat wordt «De Voorzienigheid van het Heilig Hart» en Claudine vervult de functie van directrice.
Maar daar blijft het niet bij. Vader Coindre, geestelijk raadsman van Claudine, suggereert het huis duurzaam te organiseren compleet met een nauwkeurig en aan de eisen beantwoordend reglement. Zijn voorstel is gebaseerd op de Regel van de H. Augustinus en de Constituties van de H. Ignatius van Loyola. De verenigingsleden van het apostolisch leven zullen aan diens geest van innerlijkheid een voorbeeld nemen. Op 31 juli 1816, op de feestdag van de H. Ignatius, wordt de «Vrome Unie van het H. Hart van Jezus» opgericht. Claudine wordt er de eerste gekozen voorzitter van. Even wordt ze door verwarring overmand, maar dan, wanneer ze zich een ogenblik in stilte heeft bezonnen, aanvaardt ze, in navolging van de Allerheiligste Maagd Maria tegenover de Engel des Heren, haar uitverkiezing.
De kleine vereniging heeft een verrassende doch discrete uitstraling. Er wordt een tweede «Voorzienigheid» geopend, met een atelier voor de vervaardiging van zijden stoffen. De «Vrome Unie» komt tot ontwikkeling: twee jaar na de oprichting hebben zich zestien nieuwe leden aangesloten. Intussen vergaat het de eerste «Voorzienigheid van het H. Hart», ten huize van Mademoiselle Chirat, ook voorspoedig. Claudine en haar gezellinnen kunnen zich er weldra niet meer aan wijden. Het werk wordt dan toevertrouwd aan de zusters van Saint-Joseph.
Een dwaze onderneming
De kleine gemeenschap ontmoet niet altijd alleen maar welwillendheid. Kwatongen leveren kritiek op deze onderneming en proberen de Overste belachelijk te maken. Wanneer ze over straat gaan, zijn de meisjes en hun onderwijzeressen blootgesteld aan grapjes van twijfelachtig allooi die soms grenzen aan grove belediging en geweld. Claudine, die weet hoe waardevol vergeving is, geeft als aanbeveling «de grove beledigingen met geduld te ondergaan en ze te beantwoorden met zachtaardige en minzame woorden». Zij is er diep van overtuigd dat «de zorg van de goddelijke Voorzienigheid concreet en onmiddellijk is, dat zij voor alles zorgt, van de kleinste dingen tot de grote gebeurtenissen in de wereld en van de geschiedenis» (KKK, 303). Jezus heeft inderdaad een kinderlijke overgave aan de voorzienigheid van de hemelse Vader gevraagd: Maakt u dus geen zorgen over de vraag: wat zullen wij eten of wat zullen wij drinken? (...) Uw hemelse Vader weet wel dat gij al deze dingen nodig hebt. Maar zoekt eerst het koninkrijk en zijn gerechtigheid: dan zal dat alles u erbij gegeven worden (Mt 6, 31-33).
Het goede halen uit het kwade
De H. Augustinus heeft dan ook kunnen stellen: «Immers, aangezien de almachtige God (...) oneindig goed is, zou Hij op geen enkele manier enig kwaad in zijn werken laten voortbestaan, als Hij niet zo almachtig en goed was om ook uit het kwade het goede te laten ontstaan.» (vgl. KKK, 311). Het kwaad wordt daardoor nog geen goed. God heeft in feite «uit het grootste morele kwaad dat ooit is bedreven, het afwijzen en het vermoorden van de Zoon van God, veroorzaakt door de zonden van alle mensen, door de overvloed van zijn genade het allergrootste goed laten voortkomen: de verheerlijking van Christus en onze verlossing.» (KKK, 312). De mysterieuze wegen van de Voorzienigheid zullen we pas ten volle kennen in de hemel wanneer we God van aangezicht tot aangezicht zullen zien, maar nu reeds weten we met zekerheid dat voor wie God liefhebben, alles zich ten goede keert (Rom 8, 28). Het getuigenis van de heiligen is een niet aflatend bewijs hiervan. «Alles komt voort uit de liefde, zegt de H. Catharina van Siëna, alles is besloten tot het heil van de mens, God doet alles slechts met dit doel» (vgl. KKK, 313).
«Niemand leed aandoen»
Moeder Maria Sint-Ignatius zal nog talloze malen worden beproefd: het overlijden van eerwaarde Coindre in 1826; de voortijdige dood van twee zusters van wie ze veel verwachtte; de ernstige ziekte die haar leven in gevaar brengt; de dreiging van fusie van haar Congregatie met de Vrouwen van het H. Hart van H. Madeleine-Sophie Barat; de revolutie van 1830 met haar dramatisch strijdgewoel op de heuvel van Fourvière en tot in haar Huis toe, enz. Al deze beproevingen zijn harde klappen voor de Stichteres die echter krachtdadig en kalm blijft en haar zusters graag en meer dan eens voorhoudt: «Laat de naastenliefde zijn als uw oogappel», als ook: «Weest bereid ieder leed dat anderen u aandoen te verdragen en zelf niemand leed aan te doen».
In februari 1836, wordt de eerwaarde Pousset benoemd tot aalmoezenier van de zusters. Weldra wordt Moeder Maria Sint-Ignatius, die op hem rekent om haar te helpen van Rome de goedkeuring van haar Congregatie te verkrijgen, teleurgesteld. De priester kan de spiritualiteit van de H. Ignatius waaruit de zusters hun inspiratie putten niet uitstaan. Bovendien gaat hij buiten zijn boekje, ondanks zijn kwaliteiten van redenaar, ijveraar, man van orde en goede smaak op het gebied van de liturgie. Moeder Overste ziet zich in gemoede genoodzaakt hem nederig maar ferm het hoofd te bieden. Zij kan onmogelijk toelaten dat de eerwaarde zich opwerpt als absoluut heerser die de levensstijl en de geest die God voor de Congregatie heeft gewild naar eigen goeddunken wil veranderen. Er doen zich vele pijnlijke scènes voor. De gezondheid van Moeder Maria Sint-Ignatius gaat in de loop der maanden achteruit.
«Wat is de goede God goed!»
De in de aarde opgenomen graankorrel, nederig en aan Christus gelijkvormig, heeft veel vrucht gedragen. De religieuze familie van Claudine Thévenet is de «Congregatie van de Zusters van Jezus-Maria» geworden en telt tegenwoordig meer dan tweeduizend zusters en huizen in de vijf werelddelen.
Heilige Maria Sint-Ignatius, help ons uw voorbeeld van nederigheid, vergevingsgezindheid en overgave aan God te volgen. Aan uw bemiddeling vertrouwen we alle vrienden, levende en overledene, van de abdij Saint-Joseph de Clairval toe.