Carta

Blason   Abadia de Sant Josep de Clairval

F-21150 Flavigny-sur-Ozerain

França


Descarregar com a pdf
[Cette lettre en français]
[This letter in English]
[Dieser Brief auf deutsch]
[Esta carta en español]
[Questa lettera in italiano]
11 de agost de 2010
feest van h. Clara


Benvolgut Amic de l'Abadia de Sant Josep,

Toulon, 8 januari 1932 : een passagiersschip maakt zich  gereed om het anker te lichten. Op het scheepsdek omhel- zen de heer en mevrouw Bazin de Jessey, met pijn in het hart, een laatste keer hun dochter Solange, 26 jaar oud; ze zullen elkaar niet weerzien. Gehoor gevend aan Gods roep laat ze alles achter om zich bij een Congregatie te vervoegen van inlandse zusters in Papoeazië-Nieuw-Guinea.

Yves en Elisabeth Bazin de Jessey wonen op «Montmarin», een fraai landgoed, dichtbij Saint-Malo. Na twee jaar huwelijk hebben ze nog altijd geen kind. Op een dag gaat Yves, zak op de rug en stok in de hand, op pelgrimstocht naar Sainte-Anne d'Auray. Een paar maanden later kondigt de lang verwachte baby zich aan: een jongen, waarop zes meisjes zullen volgen. Solange, de vierde, ziet het licht op Witte Donderdag, 12 april 1906. Het gezin woont een deel van het jaar in Parijs, maar de eerste wereldoorlog brengt grondige verandering in hun leven. Als vader van zeven kinderen is Yves op zich ontheven van de dienstplicht; hij neemt echter vrijwillig dienst uit gehoorzaamheid aan zijn plichtsgevoel. Hij keert godzijdank ongedeerd terug uit de oorlog. Tijdens de oorlog staat Elisabeth geheel alleen voor de zware taak haar kinderen op te voeden. Ze past op haar manier de raad van H.Paulus toe: Doe uw best het kwaad te overwinnen door het goede en handel liever met beloning dan met straf. Een paar jaar later zal Solange deze onthullende zinnen opschrijven: opvoeding is «wat het kind inademt in de sfeer waarin het terecht is gekomen, de spontane, onbewuste taal van zijn ouders en zijn omgeving, en niet hun officiële raadgevingen, noch hun geregelde lessen; de woorden die de grote mensen tegenover hen uitspreken zonder er acht op te slaan. Door die spontane uitingen geven de ouders hun diepste gedachten door aan het kind. Dat is wat opvoeden is».

«Mijn enige steun»

In de loop van haar schooltijd staat Solange vaak boven  aan de lijst van de beste leerlingen van de klas. Ze doet er zo haar best voor dat ze triest is wanneer ze eens een minder goed cijfer behaalt. Een menselijk verlangen dat evenwel samen gaat met eisen van geestelijke aard: de retraite die ze jaarlijks doet wordt aangegrepen om de balans van de voorafgaande maanden op te maken en besluiten voor de toekomst te maken. «Ik wil uit deze dagen tevoorschijn komen met een gezuiverde ziel die vurig verlangt het goede te doen, als iemand die graag versterving doet en God bemint als enige steunpilaar» (25 maart 1919). Omdat ze nooit haast heeft zou men kunnen denken dat ze nonchalant is want ze heeft haar eigenaardigheden, is verstrooid, soms onnauwkeurig; voor muziek heeft ze alle tijd: piano, zang, vervolgens viool die ze weldra met overgave bespeelt. In huis wordt ze gerespecteerd door de ouderen en bewonderd door de jongeren. Men vraagt haar zelfs kleine geschillen in de familie te beslechten. Laait er een discussie op tussen de ouderen en hun ouders over te veroveren vrijheden? Solange luistert in stilte toe, bedroefd wanneer de discussie een beetje oploopt. Een paar uur later vindt haar zuster in haar slaapkamer een briefje waarin de zaken zo discreet en zo juist op een rijtje zijn gezet dat de oudere zus het heel natuurlijk vindt te buigen voor het oordeel van de jongere. In de zomer geniet Solange van de betoverende omgeving van Montmarin waar ze na lange maanden van studie graag lichamelijk in beweging komt: tennissen, zwemmen, lange fietstochten maken, allemaal activiteiten die worden aangemoedigd door de ouders die in die tijd al strijd voeren tegen de dan opkomende gewoonte van het «luieren» in de zon. Vrienden zijn van harte welkom in Montmarin. In 1911 kreeg men bezoek van een neef, Yves de Jessey, Mgr. Alain de Boismenu, lid van de orde van de Missionarissen van het Heilig Hart van Issoudun. Hij was naar Nieuw Guinea uitgezonden, vervolgens in 1900 verheven tot de waardigheid van bisschop. Door zijn noeste apostolische arbeid was de «bisschop met het leeuwenhart» erin geslaagd de citadel van het heidendom die Papoeazië was in zijn voegen te doen kraken. In Montmarin gaf oom die werd gefrappeerd door de persoonlijkheid van de kleine Solange, het kind dat zo nieuwsgierig en zo geestdriftig was, haar de bijnaam «Kleine Bron», zo verrukt was hij van haar door en door heldere blik. In 1920 wordt de missionaris opnieuw verwacht. «Dat jaar, zo noteert Solange, stond voor mij in het teken van de komst naar Montmarin van de Heilige die wij als oom hebben. Steeds hoger komen moet voortaan mijn voortdurende zorg zijn». Wanneer ze ontdekt dat de wereld niet de beschermde kring is waarin ze tot dan toe heeft geleefd, noteert ze: «Nu ik een beetje heb geproefd van de wereldse genoegens begrijp ik hoe bedwelmend, aantrekkelijk en gevaarlijk ze zijn. Mijns ondanks houd ik ervan en heb er plezier in».

Een hogere aspiratie

Nadat ze haar einddiploma van de middelbare school  heeft behaald gaat ze om haar Engels te verbeteren een jaar met een van haar zussen naar het pensionaat van de Zusters Benedictinessen van Sainte Cécile van Solesmes, die dan in Ryde, op het eiland Wight, in ballingschap zijn. De twee zusjes zijn zo gelukkig op deze plek waar de schoonheid in dienst is gesteld van God en waar de benedictijnse vrolijkheid reeds een voorproefje op de Hemel is, dat hun ouders zich afvragen of ze hun dochters nog ooit terugkrijgen. Ze komen wel terug; Solange heeft evenwel daar voor het eerst nagedacht over een roeping. Wanneer ze weer terug is ontgaat ze de wereldse genoegens niet, maar het is duidelijk dat de wereld haar niet volledig gelukkig maakt. Dan bereidt ze een toelatingsexamen voor de kweekschool voor muziekleraren in Parijs voor. De leerling die zo muzikaal is en er zo naar verlangt zich te bevrijden uit de ketenen van de techniek om uit haar viool een steeds zuiverdere harmonie te halen, geeft haar lerares echter te verstaan dat voor haar de muziek geen doel op zich is, dat er in haar een hogere aspiratie leeft. Later zal ze schrijven: «God heeft gewild dat de muziek een van de kanalen zou zijn die mij naar Hem hebben gebracht. Hij heeft gemaakt dat ik de harmonie in alle dingen ging liefhebben. En die heb ik in haar hoogste vorm ontdekt in de naastenliefde».

In Sydney, op 19 juli 2008, gaf Benedictus XVI de jongeren de volgende aansporing: «Doe al het mogelijke om jullie geloof tot wasdom te laten komen, door jullie studie, werk, sport, muziek en kunst. Zorg ervoor dat jullie geloof ondersteund wordt door gebed en gevoed door de sacramenten, om aldus een inspiratiebron en steun te worden voor de mensen om jullie heen. Het leven bestaat werkelijk niet uit simpelweg vergaren en is veel meer dan alleen succes. Werkelijk leven is zich van binnen laten omvormen, open staan voor de kracht van Gods liefde. Door de macht van de Heilige Geest tot je toe te laten, kunnen jullie ook je families, gemeenschappen en volken omvormen».

In 1926 gaf Pius XI in zijn encycliek Rerum Ecclesiae een krachtige impuls aan het missie-apostolaat in de hele wereld. Zich wijden aan de missie, volken tot Christus brengen, zijn doelstellingen die Solange aantrekken. Haar oom zou haar misschien kunnen helpen ontdekken wat Gods plan met haar is. Mgr. de Boismenu wordt juist verwacht in die herfst van 1930. Het onthaal is des te hartelijker daar men weet hoe zeer hij is aangedaan door de dood van de «Moeder van de Papoea's», Moeder Marie-Thérèse Noblet (1899-1930). Zij was Overste van de door de bisschop missionaris opgerichte «Congregatie Dienaressen van Onze Heer», ook wel «Dienstmaagden» genoemd. Solange vraagt aan haar oom of zij het werk van Moeder Marie-Thérèse niet zou kunnen voortzetten. «We zullen zien», antwoordt hij eenvoudig. Maar hetzelfde ogenblik weet hij dat God zijn gebed heeft gehoord en verhoord. Hij moedigt zijn nicht aan geduld te oefenen, te bidden en na te denken. Op 11 februari 1931 woont Solange een lezing bij van de bisschop van Parijs, en die is voor haar een lichtflits. «De genade van de roeping, schrijft ze aan Moederoverste van Ryde, met haar groot innerlijk licht, heeft zich zo aan mij opgedrongen dat ik er lichamelijk en geestelijk van onderste boven was». Ze heeft het gevoel dat de taak haar krachten te boven gaat maar, zo vervolgt ze, «daar Onze-Lieve-Heer mij de zeer grote genade heeft verleend mij volledige zekerheid te geven omtrent mijn roeping ben ik, al het andere ten spijt, gewapend met veel vertrouwen». Wanneer ze van deze roeping op de hoogte worden gebracht bezien Yves en Elisabeth, ondanks de zeer harde en volledig onverwachte klap, deze roep louter vanuit het oogpunt van het geloof. Ze raadplegen de aartsbisschop van Parijs, kardinaal Verdier, die er Gods hand in ziet. Op de tegenwerping: waarom zo ver weg gaan wanneer er in Frankrijk zelf zo veel te doen is? antwoordt Solange: «Ik word geen religieuze om Frankrijk te dienen, maar om God te dienen, daar waar Hij me wil hebben». Ze had gedacht aan de Karmel, met het idee via het gebed voor de Missie van Papoeazië te werken; «maar God, zo zegt ze, heeft in mij zo'n grote liefde voor zijn liefde voor de mensen gelegd dat ik er erg onder zou lijden wanneer ik niet al mijn krachten zou geven en al mijn apostolische mogelijkheden zou uitbuiten om Hem bemind te maken door de armsten van zijn kinderen lief te hebben zoals Hij ons heeft lief gehad. En de genade van God heeft mij goed veranderd want ik was helemaal niet zo».

Het voorbeeld van Solange is tot op de dag van vandaag nog een aanmoediging voor de jongeren om te reageren op de oproep van Paus Benedictus XVI, van 20 juli 2008, op de Wereldjongerendagen van Sydney: «De Kerk heeft in het bijzonder jongeren, alle jongeren, nodig die zichzelf willen geven« Wees niet bang «ja» te zeggen tegen Jezus, jullie vreugde te vinden in het doen van zijn wil, door je volledig te geven om zo de heiligheid te bereiken en door je talenten in dienst te stellen van de medemens!»

Aangepaste regels

Solange brengt meerdere maanden door in het moe- derhuis van de Franciscaner Missiezusters van Maria, waar ze zich voorbereidt op het leven als religieuze en behaalt, onder de leiding van het Rode Kruis, het diploma van ziekenhuisverpleegster, met de vermelding 'zeer goed'. Vervolgens ziet ze na zes weken reizen Mgr. de Boismenu weer in Sydney, Australië. Van daaruit bereiken ze op 3 maart 1932 Port Moresby, hoofdstad van Papoeazië, in het uiterste zuidoosten van Nieuw Guinea. Op de kade treffen ze tot hun verrassing vier Papoea zusters aan die een lange reis door de jungle hebben gemaakt om hun nieuwe moederoverste te verwelkomen. Solange wordt onmiddellijk door de Zustertjes in het hart gesloten. Voor de apostelen van Papoeazië waren de eerste keren dat de inboorlingen het verlangen te kennen gaven om zich aan God te wijden een teken geweest van hoop voor hun Missie. Mgr. de Boismenu had een Congregatie moeten oprichten met aangepaste regels, bepaald verre van het leven dat die meisjes tot dan toe hadden geleid, maar verenigbaar met hun temperament. Het klooster was een honderdtal kilometers ten noorden van Port Moresby in de vallei van Koubouna gevestigd, ooit midden in het oerwoud, ontgonnen door de missionarissen en een relaisstation op de route door de bergen geworden. De Dienstmaagden hebben de Maagd Maria, eerste en volmaakte dienares van Jezus, als model. Hun kleding bestaat uit een grijze dienaressenjurk en een lichte sluier en hun blote voeten kunnen prompt in de looppas schieten. «Zorg dat u er qua houding en gezicht altijd bevallig uitziet, beveelt de bisschop hun aan en dien op vriendelijke wijze Hem die jullie in alles willen dienen, de goddelijke Meester van de zachtmoedigheid en de dilectio». Onder leiding van Moeder Marie-Thérèse Noblet had het werk zich in tien jaar tijd boven iedere verwachting ontwikkeld: talloze roepingen, hulp ten dienst van de Missie, opening van een crèche in Koubouna, waarlijk religieus leven naar voorbeeld van hun heilige Moeder. Maar op 15 januari 1930 was deze plotseling dood, haar leven opgeofferd voor haar dochters.

Een groot ruig eiland

Solange ontdekt de schoonheid van Papoeazië, het  groot ruig eiland met zijn oerwouden op de berghellingen: een onherbergzaam gebied, het land van de koorts, zegt men, waar de mensen moeten samen leven met de wilde dieren. Ze houdt terstond van de gezichten van de Papoea's en van hun onthaal, hun eigenaardige met veren versierde kapsels, hun slappe lach wanneer ze een blanke zien. Ze vindt alles leuk, behalve de muggen! Ze heeft ook waardering voor de manier waarop men met elkaar omgaat: de menselijke betrekkingen lijken directer dan in Europa.

Op 22 maart 1932 wordt Solange ingekleed en op 4 april legt ze haar tijdelijke geloften af. Mgr. de Boismenu haalt twee sleutelwoorden aan: Ecce en Scio, van de Dienstmaagden. Ecce Ancilla Domini, Ziehier de dienstmaagd des Heren: deze regel ligt ten grondslag aan hun naam. «Met dit antwoord aan de Engel heeft de Maagd Maria, in naam van heel de mensheid, ingestemd met de Vleeswording, legt de prelaat uit. Het was het vertrekpunt van het hele verlossingswerk en missiewerk waardoor de wereld door het vleesgeworden Woord terug naar God wordt gebracht. Ons kleine Ecce betekent het fundamenteel instemmen met Gods wil hetgeen het wezen van iedere heiligheid is». En ook het Scio van het vertrouwen: Scio cui credidi, Ik weet Wie ik mijn vertrouwen heb geschonken (2 Tim 1, 12). Deze avant-garde troepen die men op ondankbare en gevaarlijke posten inzet bij moeilijke expedities, «zien, zo voegt hij eraan toe, een ongelooflijke kracht in ons Ecce en in ons Scio ». Dezelfde dag legt Solange diep in haar hart, met toestemming van haar geestelijk leidsman, haar particuliere eeuwige geloften af. Een jonge Française die het leven van de Dienstmaagden enige tijd deelt zal van haar zeggen: «Haar liefde voor Onze-Lieve-Heer was zo persoonlijk, haar vertrouwen in Hem zo absoluut dat ze het idee niet kon verdragen zich op termijn aan Hem te geven. Wat riskeren we met God? dacht ze».

Van «blank» wordt Solange in zekere zin «bruin» om aan het hoofd te kunnen staan van drieëntwintig bruine zusters waarvan verschillende in de hut van kanibaalse ouders zijn geboren en afkomstig zijn uit de duisternis van het grofste heidendom. Met, bovendien, de verantwoordelijkheid voor vijfentwintig kinderen van de crèche, zal ze zelden de gelegenheid krijgen uit te rusten. 's Morgens vroeg al nemen de zorgen van de komende dag bezit van haar geest: «Er zijn altijd kruisen. Ze voeren de door Jezus geroepen zielen naar onthechting« Goed lijden dat goed is aangeboden zal vanavond een goede herinnering achterlaten». Haar voornaamste bezorgdheid geldt de zorg voor de opleiding van de meisjes. Ze kent precies ieders zwakke en sterke kanten, maar Moeder Solange onthoudt liever de kwaliteiten dan de gebreken. Met heel eenvoudige woorden probeert ze haar liefde voor de Heer met de mensen te delen: «Alle dingen samen met Hem doen, de inspanning doen die op het moment zelf nodig is. Dat is het enige wat Hij verwacht en daarin wacht Hij op ons. Aan God het programma van iedere dag overlaten, met Ecce voor alles , een steeds prompter, steeds liefdevoller Ecce ». Mgr. de Boismenu schrijft: «God bedient zich van de charme van de Moeder om roepingen aan te trekken en zijn klooster te bevolken». Naast de lessen Engels of Frans staat zang het meest in de gunst. Muzikale ontwikkeling van de kinderen en van de Dienstmaagden wordt van het grootste belang geacht en stelt Moeder Solange in staat goed met hen te communiceren. Begeleid door haar viool krijgen de gezangen een heel ander elan. De Dienstmaagden zingen de gregoriaanse melodieën die Solange «gebeden over schoonheid» noemt.

«Het is een duidelijke zaak, zei Benedictus XVI, dat muziek en zang, dankzij hun kunstige vermenging met het geloof, een verheven pedagogische waarde kunnen bezitten op religieus gebied. Muziek als kunstvorm kan een bijzonder grootse wijze van het verkondigen van Christus zijn want zij slaagt erin op heel bijzonder welsprekende wijze het mysterie ervan waarneembaar te maken» (12 februari 2009).

De mogelijke transformaties

De zusters van Koubouna nemen personen in nood,  zieken of gewonden op en bieden plaats aan pasgeboren baby's die worden gebracht door nooddruftige of uit hun dorpen verjaagde moeders. Haar verpleegstersdiploma stelt Moeder Solange in staat de Dienstmaagden te leren hoe ze zieken moeten verzorgen. Door hun christelijke levenswijze te midden van hun rasgenoten, geven de zusters de Papoea's een levend voorbeeld van de met Gods hulp voor ieder menselijk schepsel mogelijke transformaties. In de jaren 1930-40 zien talloze centra voor evangelisatie en scholing het licht. Moeder Solange vormt catechisten die de basisbeginselen van de lezing en de schrift op de dorpsscholen onderwijzen. Het jaar 1935 is het jaar waarin de missie tot volle bloei komt, met 23.000 katholieken op 46.000 Papoea's. De drie centra van het begin in 1900 zijn er tweeëntachtig geworden.

In januari 1939 verliest Solange haar moeder, Elisabeth. «Wat is het hard je moeder te verliezen, schrijft ze, vooral wanneer je ver weg bent en het een moeder is als zij die de Goede God ons had gegeven». Datzelfde jaar drogen de financiële bronnen op en is men geheel verstoken van materiële hulp vanwege de Tweede Wereldoorlog. Naar aanleiding van de door de oorlog veroorzaakte ongerustheid schrijft Moeder Solange: «Ja, het leven hier is hard, maar wij leven niet in die angst en het is bemoedigender te zien hoe zij die wilden waren mensen worden in het licht van de genade dan te zien hoe zij die de beschaving hebben gekend terugkeren naar een staat die erger is dan die van barbaren, ondanks alle comfort en alle gemakken van het moderne leven. Vooruitgang zonder God, wat een hoogmoed, en wat laat God de hoogmoedigen die geloven dat zij de wereld beter kunnen maken zonder Hem, weer laag vallen!»

Op 20 juli 2008 merkt Benedictus XVI op de WJD van Sydney op: «In talloze maatschappijen van vandaag wordt naast de materiële welvaart de geestelijke woestenij steeds groter: innerlijke leegte, ondefinieerbare vrees, een verborgen gevoel van wanhoop. Hoevele tijdgenoten hebben gebarsten en lege citernes gegraven toen ze wanhopig op zoek waren naar de zin en de uiteindelijke betekenis die alleen de liefde kan geven? Daar ligt de onmetelijk grote en bevrijdende gave die het Evangelie heeft te bieden: hierin wordt onze waardigheid onthuld van mannen en vrouwen die zijn geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Hierin wordt de verheven roeping onthuld van de mensheid die bestaat uit het vinden van haar eigen volheid in de liefde. Daarin ligt de waarheid omtrent de mens, de waarheid omtrent het leven besloten».

«Ziehier de dienstmaagd des Heren»

In oktober 1940 wordt in Koubouna meer dan de helft  van het centrum door brand in de as gelegd en twintig jaar werk teniet gedaan. Moeder Solange is vermoeid en heeft veelvuldige aanvallen van malaria. Ten gevolge van een blessure aan haar voet, loopt ze mank. Daar de oorlog in het gebied van de Stille Oceaan zich uitbreidt tot Papoeazië worden de Dienstmaagden uitgenodigd om voor de Japanse dreiging naar Australië te vluchten. Maar ze besluiten op hun post te blijven om de sanitaire noodhulp aan de Papoea's zeker te stellen. Solange zorgt voor iedereen en biedt allen troost. Ze blijft dag en nacht aan het ziekbed van een van haar dochters die door een ernstige griep is aangetast; ondanks haar zorgen sterft de zuster. Ze loopt zelf de kwaal op. Ze is nog maar 35 jaar, maar tien uitputtende jaren hebben haar gezondheid ondermijnd en ver van iedere medische hulp biedt haar lichaam geen weerstand meer. Mgr. de Boismenu is verwittigd en vervoegt zich in allerijl bij zijn nicht die haar geloften hernieuwt en haar leven als offergave aanbiedt: «Voor mijn kleine meisjes, voor Eerwaarde Bisschop, de Missie, mijn familie, mijn vaderland, voor het rijk van de Goede God, voor de vrede». Dan volgt haar hartenkreet: «Ik ben een Mariakind», en de allerlaatste woorden: « Scio cui credidi, Ik weet in wie ik mijn vertrouwen heb gesteld ». Een paar uur later, op 26 februari 1942, sterft Moeder Solange. Over haar heen gebogen mompelt de bisschop: «Ecce Ancilla Domini». Aan zijn neef schrijft hij: «Als je eens wist hoe zeer ik denk aan het verdriet in het hart van je arme vader. Ik hoef het mijne maar te voelen om dat te begrijpen. Moge God je steunen en troosten! Dat zal Hij doen want niets raakt Hem meer dan het offer dat jij en je dierbare Elisabeth hebben gebracht door je lieveling te laten gaan, en de volledige en heldhaftige gave die zij heeft gedaan van zichzelf, van haar leven en van jullie« Haar radicale en definitieve offergave, vanaf het begin dat ze hier was, werd iedere dag volbracht op de grootse wijze van de heiligen, zonder terugkrabbelen, zonder berekening en tot het einde toe». Hij schrijft aan de offergave van haar leven de verbazingwekkende bescherming toe die hen allen ten deel is gevallen. Terwijl de naburige, door de Japanners bezette missieposten al geruïneerd waren en van het personeel nog een tiende over was, dacht hij dat hem hetzelfde lot wachtte. Maar terwijl de vijandelijke troepen verder oprukken en hen van alle kanten insluiten, komt er op een paar meter afstand van de missiepost plotsklaps een eind aan de invasie: men heeft nooit geweten waarom.

«Wat zou er van de wereld worden, als er geen religieuzen waren?» Na deze woorden van H.Teresia van Avila te hebben geciteerd voegt Paus Johannes Paulus II er in zijn apostolische exhortatie Vita consecrata (25 maart 1996, n.105) aan toe: «Meer dan vanwege allerlei oppervlakkige nuttigheidsoverwegingen is het godgewijde leven belangrijk omdat het een overmaat aan onbaatzuchtigheid en liefde is. Het is dat des te meer omdat de wereld verstikt dreigt te geraken in de maalstroom van het vergankelijke... Het leven van de Kerk en van de maatschappij zelf heeft mensen nodig die zich uit liefde tot God geheel aan God en aan de anderen weten toe te wijden. Wanneer dat duidelijk zichtbaar teken verdwijnt, bestaat het gevaar dat de liefde zelf waar de gehele Kerk op teert, verkilt, dat de wonderbare en aan de menselijke opvattingen tegengestelde heilsboodschap van het Evangelie afstompt en in deze steeds meer geseculariseerde wereld het «zout» van het geloof verdwijnt».

Om de liefde van de Kerk niet te laten verkillen, kunnen we op voorspraak van Moeder Solange om de genade vragen dat wij onszelf om niet aan God en aan de naaste mogen geven en dag na dag het Ecce van de zelfofferande en het Scio van het vertrouwen mogen uitspreken.

Dom Antoine Marie osb

Per a publicar la carta de l'Abadia de Sant Josep de Clairval en una revista, periòdic, etc. o posar-la en una pàgina web, es necessita autorització, que podeu demanar per correu electrònic o bé se'ns ha de demanar per mitjà de: https://www.clairval.com.